Lea Nieuwhof

beeldend kunstenaar

Kandinsky;horen en zien

Tijdens de koffiepauze van mijn bezoek aan de expositie Kandinsky en de Blaue Reiter in het gemeentemuseum den haag, las ik op de achterkant van NRC Handelsblad 2 gedichten. Ze gingen over  dingen die je kunt horen maar niet kan zien of dingen, die je kan zien maar niet kan horen.  Deze simpele orde van de dingen, die we met elk zintuig apart waarnemen,  wordt door de schilderijen van Kandinsky op zijn kop gezet. Synesthesie is het verschijnsel dat wanneer een zintuig geprikkeld wordt door bij voorbeeld muziek tegelijkertijd ook een ander zintuig reageert door bij voorbeeld kleuren te zien. Muziek was een vorm van kunst die voor Kandinsky heel inspirerend werkte.
De expositie in het gemeentemuseum toont de ontwikkeling van figuratief herkenbaar werk naar abstractie die Kandinsky in wisselwerking met leden van de kunstenaarsgroep der Blaue Reiter heeft gemaakt.  Door in  de verschillende zalen werk uit bepaalde perioden samen te brengen met het werk van tijdgenoten worden bepaalde overeenkomsten en verschillen tussen Kandinsky en andere kunstenaars benadrukt.

Kleur

Zoals in het citaat hierboven uit  Über das Geistige in der Kunst  te lezen, wil Kandinsky een innerlijke wereld uitdrukken. Terwijl dit bij muziek moeiteloos gaat, moet de schilderkunst zich bevrijden van de druk om de waarneembare werkelijkheid weer te geven.  De middelen van de schilderkunst zijn voor hem vooral  kleur, vorm, compositie. Niet alleen Kandinsky maar ook andere leden van de Blaue Reiter zoals Jawlensky,  Gabriele Munter  ervoeren sterk hoe vorm en kleur een eigen leven en taal hebben.
 Een prachtig portret van Munter toont Marianne Werefkin fier zittend met grote hoed waaronder een groenig beschaduwd gezicht, paars-roze sjaal tegen een goudgele achtergrond. Maar vooral met een portret van  de schilder Jawlensky zittend aan tafel onder het licht van de lamp, laat zij zien hoe kleur en vorm samen expressief kunnen worden. Een ovale roze vlek als hoofd met blauwe puntogen en een driehoekig groene baard, lui achteroverliggend wordt het overhemd een roze baan,  het licht van de lamp is een witgele halve cirkel, de tafel koud blauwwit. Alles wordt aangegeven door bijna geometrische vormen met een bepaalde kleur.
 
Schilders als Franz Marc en August  Macke bewegen met hun kleurkeuze nog in het gebied tussen de kleur van de  waargenomen werkelijkheid (het groen van een tuin enz.)en tussen een kleur bepaald door het zoeken naar expressie. Natuurlijke kleuren worden geïntensiveerd. In de eerste schilderijen op de expositie van Kandinsky zie je vooral het gebruik van primaire en secundaire kleuren (de kleuren van de regenboog). Hij laat in zijn latere abstracte werk elke verwijzing naar bestaande werkelijkheid los. Voor Kandinsky was  de werking van koude (blauw) en warme (geel) kleuren, het wijken, naar de diepte gaan of naar de kijker toekomen en de werking van licht en donker belangrijk. Hij vond dat in  combinatie met bepaalde geometrische vormen(cirkel, driehoek enz.) de kleurwerking nog sterker kon worden. 

Binnen of buiten de lijntjes..?

 
In zijn manier van schilderen, van toets en penseelgebruik is verf, verftoets en penseelstreek belangrijk. In een klein realistisch strandlandschap uit 1906 strooit Kandinsky  pasteuze toetsen over het bijna kale doek op de voorgrond. Geschilderd met net zo pasteuze toetsen, maar dan samengesmolten tot kleurvlakken zijn de strandkorven, duinen en het blauw van de lucht en de zee in de verte. De streken verf hebben ieder hun eigen kleur. Deze manier van schilderen waarbij de streken als mozaikstenen, vorm en vlak tegelijk zijn, zie je ook terug in de schilderijen die beïnvloed zijn door Russische sprookjes en volkskunst. Een paar kleine landschappen uit de beginperiode in Murnau zijn strak opgebouwd uit kleurvlakken gevormd door een rechthoekige penseelstreek.
Steeds  belangrijker wordt een vrijere en lossere penseelvoering. Losgeschilderde transparante of opake vlekken en lijnen worden ritmisch verspreid over het beeldvlak. In Oriëntale (1909) wordt een groep staande en zittende mensen getoond tegen een vage achtergrond waarin verticale vormen van minaretten opduiken. Gebaren en lichamen, houdingen zijn herkenbaar. In verschillende nuances zijn alle kleuren van de kleuren cirkel gebruikt. Rood, geel, blauw en groen cirkelen rond de grote witte vorm op de voorgrond die gevormd word door kleding. Ruimtelijkheid wordt nog door overlappende vormen opgeroepen. De vlekken die achtergrond aangeven zijn net zo belangrijk en gelijksoortig als de vormen die figuren aangeven. Stevige penseelstreken blijven binnen de grenzen van het vlak.
 
In Impressie VI (Zondag) wordt de relatie tussen contourlijn en het beschilderde vlak verbroken. Het schilderij wordt beheerst door grote losgeschilderde blauwe vlekken.  Samen met witte vlekken suggereert het een paar, buiten wandelend. Het blauw is met een los en groots gebaar afwisselend transparant en dekkend geschilderd. De kleur blijft niet meer binnen de contouren van de vorm. Wat zwarte lijnen schetsen stukken van de jurk van de vrouw, de hoed, schouders en benen van de man. Contrasterende kleuren, bruinen, gelen, roden benadrukken de rand van het doek.
In het latere abstracte werk ontwikkelt hij twee verschillende hanteringswijzes. Een heel los, vrij en gevarieerd handschrift met krabbels, tekentjes, losse lijnen of een strakke bijna met een liniaal getrokken contourlijn, waarbinnen vorm en kleur zo intens mogelijk gemaakt worden.

 

Relatie vorm en achtergrond /organisatie beeldvlak

Bij alle leden van de Blaue Reiter zie je het zoeken naar een manier om vormen en kleuren op het beeldvlak te organiseren. Een aantal schilders zoals August Macke, Franz Marc, Heinrich Campendonk, gebruikt een overall compositie, waarbij lijnen en kleurvlakken, vorm en achtergrond verdeeld zijn in dezelfde soort sterke ritmische vlakken. Alle vormen worden ondergeschikt gemaakt aan het grote grid dat over het vlak ligt. Het zou een manier kunnen zijn om beweging te brengen in de statische vorm van kunst die schilderkunst is. Franz Marc plaatst zijn dieren aanvankelijk in een landschap dat met ritmische golvende of rechte lijnen overal om de dieren heen wordt weergeven. Langzaam worden dier en landschap een geheel en op dezelfde manier gevormd. De tijger (1912) ligt tussen hoekige vlakken die stenen maar ook grond of vegetatie zouden kunnen zijn. Even hoekig zijn kop, lijf, poot en ruggengraat. Extreem ver zijn de overeenkomsten door gevoerd in Deer in Monastery garden 1912. Met groene, paarse en blauwe kleurvlakken wordt een omgeving gesuggereerd. Diagonale, verticale lijnen en wat gebogen lijnen geven de vorm van vegetatie, gebouwen en het dier aan.
 
Opvallend is dat Kandinsky het meest vrij is en bijna geen herkenbare basisstructuur gebruikt.
In de halfabstracte werken, bij voorbeeld uit de serie improvisatie is nog een vage compositie te herkennen. In de werveling van strepen, vlekken duiken herkenbare vormen en ordeningen op. Een voorbeeld hiervan is: “Improvisatie 26” (roeien). 6 zwarte lijnen bewegen naast elkaar vanuit de linkerhoek naar het midden omcirkeld door een rozerode halve boogvorm als het telkens in een grote boog met spanen in en uit het water gaan. Een paar zwarte lijnen zouden figuren kunnen suggereren. Kleinere donkere zwarte silhouetvormen drijven hoog. De vlekken groen, blauw, zacht geel, en de pastelkleuren roepen een heldere zonnige dag op. Een golvende lijn beweegt zich van links naar recht over het beeldvlak
 
In het abstractere werk strooit hij gevarieerde vormen over een vlak vaak in een wervelend beweging. In Painting with white form, 1913 is elke herkenbare vorm en organisatie verdwenen. Donkere blauwe en rode kleuren die met wit en lichtere vormen sterk contrasteren, geven het schilderij een centrum. Blauw en zwart zinken weg in de diepte. Een lijn zwiert los over het doek. Je oog wordt vanuit het centrum in een excentrische beweging naar buiten geleid en je komt allerlei losse krabbels en tekens tegen. Lijnen worden in het centrum benadrukt als contourlijn van een vorm door er een donkere kleur tegenaan te zetten of ze gaan hun eigen gang en  zijn golvend , dik en recht, krassend of  los en vrij. Vormen zijn organisch, soms wolkerig, soms puntiger.

De denkwereld en inspiratiebronnen van Kandinsky en tijdgenoten wordt met  teksten en foto’s verduidelijkt.
Jammer genoeg ontbreekt het geluid van de muziek.