Lea Nieuwhof

beeldend kunstenaar

Double sexus in Gemeentemuseum Den Haag

Mannelijk en vrouwelijk, macht en onmacht, stoerheid en kwetsbaarheid, geruststellende schoonheid en verontrustende ongemakkelijk makende inhoud, vorm en vormloosheid, vernietigen en opbouwen zijn een aantal van de dualiteiten op deze expositie waarop het werk van Louise bourgeois (1911- 2010) en Hans Bellmer (1902-1975) met elkaar een dialoog aangaan.
Een hermafrodiet heeft zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken. De nimf Salmacis is zo verliefd op Hermafroditus, dat zij hem probeert te verleiden. Als hij zich verzet vraagt ze de goden om haar met hem te verenigen. De goden stemmen toe en ze worden samen een lichaam.
Deze dubbelheid van geslacht vinden we terug in verschillende werken op de expositie van Louise Bourgeois en Hans Bellmer in het gemeentemuseum Den haag. Die Puppe is een beeld van Hans Bellmer waarin glanzend zilverig bollen overheersen. Een gelijke onder- en bovenkant worden met elkaar verbonden worden door een kogelgewricht met navel. De vormen van boven en onderkant hebben een plooi in het midden. Aan weerszijden zitten 2 ronde vormen. Een levensgrote stoffen beeld van Louise Bourgeois heet Single lady111. Het is een liggende armloze vrouwenfiguur met 2 naar elkaar toegewende hoofden. De borsten zijn groot en rond en tussen haar benen heeft zij zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsdelen. Explicieter is het gebruik van mannelijke en vrouwelijke geslachtsdelen in Janus Fleuri. Een hangend bronzen beeld met een sterk contrast tussen ruwe huid en gladde bolle vormen. Als een spiegelbeeld steken twee gelijke kleine vormen hun kopjes naar buiten uit een ruw midden. Aan het einde worden ze steeds ronder en gladder. Het ruwe middenstuk dat de beide vormen verbindt, lijkt op schaamlippen en vagina.
Vaak zijn gebruikte vormen dubbelzinnig. Op een foto van Hans Bellmer bestaan onder- en boven lichaam van een rechtopstaand wezen uit 2 roze benen met lakschoentjes. Het midden van het lijf wordt gevormd door een boom die als armen de takken uitspreidt. Humoristisch is het spel met de identiteit van de vorm in “Confrontation Costumes”. Voor de performance Banquet –a show of body parts, maakte Louise Bourgeois kostuums voor mannelijke kunsthistorici en critici. Op de buik steken meerdere vormen trots naar voren. Ze houden het midden tussen borsten of fallussen.
Ons geslacht bepaalt onze plaats in het leven, de ervaringen die wij meemaken maar vooral de verwachtingen die men van ons heeft. Louise Bourgeois en Hans Bellmer maken beeldend werk waarin het lichaam, man vrouw verhoudingen, sexualiteit en de sekse centraal staat. Ons bewustzijn, ons denken, onze dromen, kunnen zich naar alle kanten uitbreiden. Maar we zijn overgeleverd aan de beperkingen van ons lichaam De kunstenaars gebruiken fantasie en verbeelding om te ontsnappen aan door onze cultuur voorgeschreven vormen van zijn.

Spelen met poppen

Beide kunstenaars “spelen” met poppen. Voor Hans Bellmer zijn ze hoofdthema op deze expositie. Voor Louise Bourgeois zijn ze een van de thema’s. De tentoonstelling opent met het beeld Fragile goddess van Louise Bourgeois. In een kleine vitrine staat stoffen beeld van een hoogzwangere vrouw. Haar hoofd ontbreekt en wordt weergegeven door een lange halsvorm zoals je vaak ziet bij idoolfiguren. Door het glas ontstaat er afstand. De zachte huid kan niet aangeraakt worden. Het beeld is een zeldzaam sereen moment.
Bij La poupee van Hans Bellmer valt het licht over de verweerde rug van een pop zonder ledematen. Een stomp vervangt een dij. Een maskerachtig rimpelig gezicht leunt tegen de muur en kijkt half naar achter over een schouder. Ze is naakt op een hemdje na. In het donker glanst het lange haar.
Vanaf ongeveer 1930-33 construeerde Bellmer poppen uit delen van etalagepoppen, gecombineerd met hout, metaal en gips. Door lichaamsdelen met kogelgewrichten te verbinden kan hij zijn poppen in elke gewenste houding zetten. In een kleine ruimte zit een van de poppen op een stoel. Een vaalbeige houten figuur. De levensgrote figuur heeft een arm en een been die vastzitten aan een romp met een borst. De ledematen kunnen bewegen door middel van kogelgewrichten. Een strikvormig stuk stof zit achter het haarloze hoofd. Behalve een mond zijn er geen gelaatstrekken. Over het hoofd loopt slechts een inkeping, snee. Ze heeft wit sokje en zwart lakschoentje aan haar voet. Om haar hals een zwarte band.
De poppen bij Hans Bellmer worden gesloopt en weer in elkaar gezet volgens de duistere regels van zijn fantasie De foto’s van de poppen zijn het eigenlijke werk Alles speelt zich af in een sfeer van verleiding en onschuld, voyeurisme, agressie en soms onverhulde sexualiteit. Bellmer geeft de vrouw weer als object, gezien en vervormd door de man die naar haar verlangt. Verborgen verlangens en taboes versterken de beleving van de lichaamsvormen. Lichamen hebben geen armen, geen hoofd of alle lichaamsdelen lijken door elkaar gegooid. Een personage bestaat uit 2 onderlijven, een mannelijk en vrouwelijk. Ronde glooiende vormen als borsten en billen worden uitvergroot, verdubbeld en gestapeld.
Raadselachtig wordt het werk van Louise Bourgeois dat zich in een grotere zaal bevindt. Hier staat een van de Cells, een ovale ruimte omheind door rasterwerk. De toeschouwer kijkt door de 2 ronde gaten in het netwerk in de voor of achterkant van een spiegel. Aan de ene kant heeft de spiegel een holle lens en lijkt het alsof je zelf gevangen zit achter het raster. Door het andere kijkgat zie je een stoffen figuur met een spiraalvormig bovenlijf voor de spiegel hangen. Twee gazen onderjurkjes en een lang cilindervormig net hangen er naast. Zelf zegt ze dat de spiraal voor haar vrijheid en controle betekent. Ook heeft ze het over dromen waarin ze de minnares van haar vader de nek omdraait.

Louise Bourgeois (1911- 2010)

Louise Bourgeois groeide op in Parijs in een familie, die werkte als tapijt restaurateurs. Na haar huwelijk verhuisde zij naar New York. Zij heeft een lange, zeer productieve creatieve carrière tot haar dood op 98jarige leeftijd. Haar jeugd, persoonlijke frustraties, emoties en herinneringen zijn een onuitputtelijke inspiratie bron. Ze heeft een eigen universum waarin mythes en verhalen over gebeurtenissen in haar jeugd blijven opduiken. Vooral haar verzet tegen het vernederende en negatieve beeld dat haar vader van haar als meisje had, blijft terugkomen.
Zij gebruikt haar eigen ervaringen en haar lichaamsgevoel in haar werk. Aan de basis van haar werk liggen tekeningen die verslag doen van haar belevenissen. In haar beginperiode maakte ze grafiek en schilderijen. Zij toont in tekeningen en grafiek een vrijer en grover handschrift dan Hans Bellmer, soms met een behoorlijk schaalvergroting en een onbekommerde omgang met de regels van de vormgeving. In de houtsnede en etsen word de vormgeving versimpeld en strakker gemaakt. Haar aan het surrealisme verwante beeldtaal, is heel persoonlijk.
Later gaat ze beelden maken. Als beeldhouwer werkt ze niet alleen in de klassieke materialen zoals brons en marmer maar experimenteert ze met materialen zoals latex, rubber, gips, glas en stof.
Naast gevoelens van agressie en beklemming en de strijd tussen de seksen, zijn reproductie, voeden en verzorgen thema’s die terugkomen in haar werk. Nature study is een beeld van roze latex. Een koploze sfinxachtige gestalte, met een staart waarachter en penis verborgen zit, heeft een trots omhoog rijzend bovenlijf met 2 rijen gezwollen borsten. De borsten verwijzen naar het zorgen voor haar zonen. De klauwen staan voor beschermende moeder die moet verdedigen wat ze liefheeft.
Louise Bourgeois was nog betrokken bij de samenstelling van deze expositie, die ook in de Nationalgalerie in Berlijn te zien was. Twee zalen aan het eind van de expositie tonen vroeg werk. Heel bijzonder blijft Dark Vein. Een beeld van donker geaderd marmer. Op een ruw rechthoekig blok staan naast elkaar uitstekende fallusachtige vormen. Het straalt gevoeligheid en sensitiviteit uit.

Hans Bellmer (1902-1975)

Hans Bellmer koos voor een bestaan als kunstenaar tegen de wil van zijn vader, die in hem een ingenieur zag. Een hopeloze verliefdheid op een jong nichtje en de kennismaking met de opera Hoffmanns Erzahlungen zouden hem geïnspireerd hebben tot het maken van zijn eerste pop. Hij weigerde te voldoen aan het door het opkomende nationaal socialisme bepaalde cultus van het perfecte lichaam. Als maker van entarte kunst werd hij in 1938 gedwongen Duitsland te verlaten. In Parijs werd zijn werk door de Surrealisten zeer goed ontvangen.
Op de expositie zijn naast tekeningen en een paar objecten een aantal van zijn fotoseries te zien. De foto’s hiervan zijn maar 5.5.X 5.5 cm groot. In de loop van de tijd worden de ensceneringen voor de foto’s steeds dramatischer. Hij maakte foto’s en tekeningen naar aanleiding van het verhaal van George Bataille, Histoire de L’oeil. In de tekeningen worden de vormen steeds fantastischer, surrealistischer en meer droomachtige. De foto’s tonen onverhuld het door de vrouw zelf ontdekken en exploreren van de vrouwelijke sexualiteit.
Hans Bellmer gebruikt in zijn relatief kleine tekeningen en grafiek de traditionele fijnzinnige tekentechnieken die we kennen uit het werk van gotische kunstenaars Hans Baldung Grien, Holbein.  Ragfijne vloeiende potloodlijnen, een grote concentratie op dik dun effecten, met de vorm mee arceren, gekleurde ondergronden die wit opgehoogd worden, uit alles spreekt een groot vakmanschap. Wanneer hij gebruik maakt van toevalseffecten door te tekenen op een ondergrond, ontstaan door papier met natte verf op een ander vel te leggen, gebruikt hij een zo perfecte afwerking dat ook de vreemdste dromen een gevoel van werkelijkheid krijgen. Zijn zelfportret dat opdoemt uit spetters is hallucinerend aanwezig. Maar vaak worden zijn latere tekeningen zoekplaatjes door de manier waarop vormen door elkaar heen geplaatst worden.
De rede verdwijnt in deze werelden van hartstochten en verlangens.

 

Infernopolis, Kunst in de haven van Rotterdam

Atelier van Lieshout

Het waait altijd in Rotterdam. Over de brug fietsend zie je de telkens wisselende kleuren van het water, het felle licht, meestal wolken en de verte. Met de Spido varend krijg je een goed beeld van de havens. Door de ontwikkeling van Maasvlakte 2 verplaatst de bedrijvigheid van de haven zich steeds meer de stad uit. De Stadshavens worden door het Havenbedrijf en de gemeente opnieuw ingericht met aandacht voor onderwijs, onderzoek, werkgelegenheid en cultuur. OP het RDM-terrein bij Heijplaat (Rotterdamsche Droogdokmaatschappij) maakten het havenbedrijf en Museum Boijmans van Beuningen een van de onderzeebootloodsen geschikt voor gebruik als expositieruimte. Als eerste exposeert Atelier van Lieshout daar. Je komt er met een bootje in 15 minuten.
De Onderzeebootloods bestaat uit 3 delen. Een grote circa 10-15 meter hoge doosvormige ruimte is in 2en verdeeld door een wand. Groengeverfde muurdelen rusten op het stalen skelet. Door de driehoekige gevormde glazen strips in het platte dak en hoge ramen in een zijwand komt daglicht naar binnen. Bij binnenkomst in de grote hal wordt als eerste mijn aandacht getrokken door een metershoge verroeste deur. Op het reliëf lijkt het stof van jaren te liggen. Wanneer je dichterbij komt om met je vinger het stof af te strijken, blijkt de deur een kopie van piepschuim te zijn. In de lange zijmuur daarnaast zit nog de oorspronkelijke deur van staal.

Hergebruik van energie

Vierkante houten bakken en verschillende soorten wc’s naast elkaar geplaatst vormen het begin van de expositie. Het zijn werkstukken die verwijzen naar het onderzoek hoe je poep om kan zetten in biogas. Het werk dateert uit de periode van AVL ville (2001), de vrijstaat in Rotterdam waar AVL kon experimenteren met zelfvoorziening en autonomie. In Kibera, een sloppenwijk van Nairobi, Kenia is een dergelijk toilet in gebruik. (volkskrant 18 sept) Regelmatig onderzoekt hij de vraag hoe je onafhankelijk kan functioneren in een samenleving waar je via allerlei buizen en kabels aangesloten bent op een energienetwerk, riolering, afvalverwerking en waar veel regels en afspraken gelden.
In de rest van de ruimte staat een grote installatie, die de Technocraat heet. Het geeft een systeem weer waarbij mensen een willoos onderdeel van een grote machine zijn. Ze worden gevoed en van de afvalstoffen die ze produceren wordt gas gemaakt, dat gebruikt kan worden om voedsel te kunnen produceren waarmee mensen enz. De installatie bestaat uit een aantal verschillende onderdelen. Op een steiger liggen als in stapelbedden poppen gemaakt van schuim, een katoenen huidje en polyester. Zwarte kabels komen uit een aantal distilleerketels (Alcoholator). Om de juiste stemming erin te houden wordt namelijk aan de betrokkenen alcohol toegediend. Er staan bakken voor vloeistof, voedsel en grote wasbakken van polyester. Deze opslag wordt The Feeder genoemd. Tussen opslagbakken en de steiger liggen de verschillende gekleurde slangen opgerold klaar voor transport van voedsel en voor het leegzuigen van de lichamen. Een kleine installatie aan de zijkant suggereert een laboratorium waar onderzoek gedaan wordt, naar de omzetting van menselijke uitwerpselen in energie, het uiteindelijke doel van dit systeem.
In een kleine tussenruimte kunnen bezoekers uitrusten op gewone bankjes en nadenken over het menselijk functioneren. Aan de ene kant zit een vrouw in het wit op een wit bed met een witte wc rol, beker en tube naast zich. Aan de andere kant wisselen op wit en zwarte sokkels witte en zwarte delen van een menselijk lijf. Een stukje romp, wat schedels, een deel van een been.
Je persoonlijke leefsfeer in mobile homes en beelden
In de tweede helft van de hal zijn een aantal van de mobile homes van polyester te zien die door atelier van Lieshout gemaakt zijn. Het is mogelijk een groot aantal regels, die gelden voor bouwwerken, te omzeilen door verplaatsbare objecten te maken van gebouwen. Het zijn uitwendige of inwendige delen van het menselijk lichaam. Door de natuurgetrouwe en anatomisch correcte vormgeving als modellen in een biologielokaal zouden deze werken ook passen in een pretpark. In de grote paarse slingervorm, Darwin, een opgeblazen zaadcel, kijk je door 2 ronde gaten naar binnen. Een vrouw met paarse krullen ligt er te slapen. Deze vorm is niet meteen herkenbaar en intrigeert. Het Wombhouse, een huis in de vorm van een baarmoeder met eileiders heeft een groot bed binnenin. De bezoeker wordt uitgenodigd te gaan liggen. Deze ruimte wordt gepresenteerd als de basale eenheid die een huis nodig heeft. Er is een bed om te slapen en te vrijen, er is verwarming en verlichting, om sfeer te verhogen een minibar en een wc en douche.
Tussen deze grote ruimtes waar je in kan, staan allerlei losse sculpturen en meubelstukken. Zwarte ongedefinieerde vormen met een matte korrelige huid vormen volgens de bijbehorende uitleg delen van lichamen. Het is de mal met de afdruk/indruk van een lichaam. Ze stralen vooral zwaarte, onduidelijkheid en negativiteit uit. Ze vormen een groot contrast met vrolijk gekleurde simpele voorstellingen van voortplanting en vruchtbaarheid. Een liggende vrouw met 2 kinderen aan haar borsten. Vleeskleurige, een beetje ingezakte figuren kussen elkaar. De oranje man hangend aan een oranje boom heeft het niet gered. Ook staat er meubilair bestaande uit zwarte mens figuren in verschillende dragende posities. De figuren hebben geen individualiteit. Door hun ondergeschiktheid aan structuren raken ze de toeschouwer in tegenstelling tot veel van de andere sculpturen, zoals het zwarte ei, de zwarte schedel en een zwart kruis naast 3 grote penissen. Er staat erg veel werk door elkaar dat een omgeving mist, waarin het betekenis krijgt. Werk dat opgehangen is of in de hoogte geplaatst zie je bijna helemaal over het hoofd.
Kunst is niet alleen om naar te kijken, maar om te gebruiken in de visie van Joep van Lieshout. Jammer dat ik niet mag gaan zitten in de zachte vachten die liggen in de losse zitmeubels. De banken worden gemaakt voor design winkels, maar zijn vooral anti design. Ze kennen geen strakke spannende vormen of esthetiek, maar zijn een met zacht bont beklede kuil op pootjes om lui in te liggen.

Cradle to cradle

Ruimte 3 wordt voor het grootste deel gevuld met de installatie Cradle to cradle. De titel verwijst naar de filosofie van Mc Donough en Braungart worden oude materialen gebruikt om nieuwe producten te maken, zonder dat er kwaliteitsverlies optreedt. Hierin schetsen zij een duurzame wereld, waarin we op een dergelijk manier ontwerpen en produceren, dat afval voedsel wordt in een oneindige kringloop. In deze installatie wordt de gedachte tot in het extreme doorgevoerd. Wat gerecycled wordt zijn mensen. Aan het eind van de hal staan machinevormen. Machines van polyester, simpel voorgesteld als bottenmaler en gehaktmolen. Hun functie wordt verduidelijkt door de stapel zwarte mensvormen, die klaarliggen om erin te gaan.
In het midden van de ruimte is een slachthuis gesuggereerd door ijzeren staven waaraan delen van lichamen en organen hangen. Achter elkaar staan een aantal piepschuimen tafels overtrokken met papier-maché. Hier op liggen menselijke skeletdelen, een mens met organen uit zijn buik hangend, diverse delen van schedels en inwendige organen. Op het wit gespoten onderstel van bureau stoel staan halfronde bakken waarin inwendige organen van purschuim liggen. De vorm voelt wat zachter aan. Alles is wit gespoten. Het wit geeft eenheid en een sfeer van afstand en steriliteit. In plaats van de gladde vrolijke polyester popvormen hebben deze figuren een skelet en de huid van menselijke lichamen. Ze zijn uitgemergeld, kapot gemaakt en opengesneden, maar blijven toch in al hun bizarheid vreemd emotieloos.
In de installaties en beelden blijkt hoe belangrijk het verhaal achter het werk van AVL is. De voorstelling is simpel en duidelijk, maar mist een bepaalde emotionele en visuele spanning. De vragen die hij stelt, de oplossingen voor problemen en de verhalen achter de beelden zijn interessant. Word je doen en laten volledig bepaald door een verborgen systeem van taboes, afspraken en regels. Wat gebeurt er als je de verbindingen en systemen in de wereld anders inricht? Hoe gaan we om met energie? Zijn werk is geconcentreerd op de fysieke functies van mensen en de ruimte die het lichaam inneemt. Eten of gegeten worden, seks en voortplanting, dood. Om tot zijn recht te komen heeft het de maatschappelijke context nodig. Werk van AVL wordt overal gebruikt. Een uitgestoken brutale tong op een schoolplein, bushokjes, Ei en Schedel, bij een Leerpark. Dat is de kracht.

 

Kandinsky;horen en zien

Tijdens de koffiepauze van mijn bezoek aan de expositie Kandinsky en de Blaue Reiter in het gemeentemuseum den haag, las ik op de achterkant van NRC Handelsblad 2 gedichten. Ze gingen over  dingen die je kunt horen maar niet kan zien of dingen, die je kan zien maar niet kan horen.  Deze simpele orde van de dingen, die we met elk zintuig apart waarnemen,  wordt door de schilderijen van Kandinsky op zijn kop gezet. Synesthesie is het verschijnsel dat wanneer een zintuig geprikkeld wordt door bij voorbeeld muziek tegelijkertijd ook een ander zintuig reageert door bij voorbeeld kleuren te zien. Muziek was een vorm van kunst die voor Kandinsky heel inspirerend werkte.
De expositie in het gemeentemuseum toont de ontwikkeling van figuratief herkenbaar werk naar abstractie die Kandinsky in wisselwerking met leden van de kunstenaarsgroep der Blaue Reiter heeft gemaakt.  Door in  de verschillende zalen werk uit bepaalde perioden samen te brengen met het werk van tijdgenoten worden bepaalde overeenkomsten en verschillen tussen Kandinsky en andere kunstenaars benadrukt.

Kleur

Zoals in het citaat hierboven uit  Über das Geistige in der Kunst  te lezen, wil Kandinsky een innerlijke wereld uitdrukken. Terwijl dit bij muziek moeiteloos gaat, moet de schilderkunst zich bevrijden van de druk om de waarneembare werkelijkheid weer te geven.  De middelen van de schilderkunst zijn voor hem vooral  kleur, vorm, compositie. Niet alleen Kandinsky maar ook andere leden van de Blaue Reiter zoals Jawlensky,  Gabriele Munter  ervoeren sterk hoe vorm en kleur een eigen leven en taal hebben.
 Een prachtig portret van Munter toont Marianne Werefkin fier zittend met grote hoed waaronder een groenig beschaduwd gezicht, paars-roze sjaal tegen een goudgele achtergrond. Maar vooral met een portret van  de schilder Jawlensky zittend aan tafel onder het licht van de lamp, laat zij zien hoe kleur en vorm samen expressief kunnen worden. Een ovale roze vlek als hoofd met blauwe puntogen en een driehoekig groene baard, lui achteroverliggend wordt het overhemd een roze baan,  het licht van de lamp is een witgele halve cirkel, de tafel koud blauwwit. Alles wordt aangegeven door bijna geometrische vormen met een bepaalde kleur.
 
Schilders als Franz Marc en August  Macke bewegen met hun kleurkeuze nog in het gebied tussen de kleur van de  waargenomen werkelijkheid (het groen van een tuin enz.)en tussen een kleur bepaald door het zoeken naar expressie. Natuurlijke kleuren worden geïntensiveerd. In de eerste schilderijen op de expositie van Kandinsky zie je vooral het gebruik van primaire en secundaire kleuren (de kleuren van de regenboog). Hij laat in zijn latere abstracte werk elke verwijzing naar bestaande werkelijkheid los. Voor Kandinsky was  de werking van koude (blauw) en warme (geel) kleuren, het wijken, naar de diepte gaan of naar de kijker toekomen en de werking van licht en donker belangrijk. Hij vond dat in  combinatie met bepaalde geometrische vormen(cirkel, driehoek enz.) de kleurwerking nog sterker kon worden. 

Binnen of buiten de lijntjes..?

 
In zijn manier van schilderen, van toets en penseelgebruik is verf, verftoets en penseelstreek belangrijk. In een klein realistisch strandlandschap uit 1906 strooit Kandinsky  pasteuze toetsen over het bijna kale doek op de voorgrond. Geschilderd met net zo pasteuze toetsen, maar dan samengesmolten tot kleurvlakken zijn de strandkorven, duinen en het blauw van de lucht en de zee in de verte. De streken verf hebben ieder hun eigen kleur. Deze manier van schilderen waarbij de streken als mozaikstenen, vorm en vlak tegelijk zijn, zie je ook terug in de schilderijen die beïnvloed zijn door Russische sprookjes en volkskunst. Een paar kleine landschappen uit de beginperiode in Murnau zijn strak opgebouwd uit kleurvlakken gevormd door een rechthoekige penseelstreek.
Steeds  belangrijker wordt een vrijere en lossere penseelvoering. Losgeschilderde transparante of opake vlekken en lijnen worden ritmisch verspreid over het beeldvlak. In Oriëntale (1909) wordt een groep staande en zittende mensen getoond tegen een vage achtergrond waarin verticale vormen van minaretten opduiken. Gebaren en lichamen, houdingen zijn herkenbaar. In verschillende nuances zijn alle kleuren van de kleuren cirkel gebruikt. Rood, geel, blauw en groen cirkelen rond de grote witte vorm op de voorgrond die gevormd word door kleding. Ruimtelijkheid wordt nog door overlappende vormen opgeroepen. De vlekken die achtergrond aangeven zijn net zo belangrijk en gelijksoortig als de vormen die figuren aangeven. Stevige penseelstreken blijven binnen de grenzen van het vlak.
 
In Impressie VI (Zondag) wordt de relatie tussen contourlijn en het beschilderde vlak verbroken. Het schilderij wordt beheerst door grote losgeschilderde blauwe vlekken.  Samen met witte vlekken suggereert het een paar, buiten wandelend. Het blauw is met een los en groots gebaar afwisselend transparant en dekkend geschilderd. De kleur blijft niet meer binnen de contouren van de vorm. Wat zwarte lijnen schetsen stukken van de jurk van de vrouw, de hoed, schouders en benen van de man. Contrasterende kleuren, bruinen, gelen, roden benadrukken de rand van het doek.
In het latere abstracte werk ontwikkelt hij twee verschillende hanteringswijzes. Een heel los, vrij en gevarieerd handschrift met krabbels, tekentjes, losse lijnen of een strakke bijna met een liniaal getrokken contourlijn, waarbinnen vorm en kleur zo intens mogelijk gemaakt worden.

 

Relatie vorm en achtergrond /organisatie beeldvlak

Bij alle leden van de Blaue Reiter zie je het zoeken naar een manier om vormen en kleuren op het beeldvlak te organiseren. Een aantal schilders zoals August Macke, Franz Marc, Heinrich Campendonk, gebruikt een overall compositie, waarbij lijnen en kleurvlakken, vorm en achtergrond verdeeld zijn in dezelfde soort sterke ritmische vlakken. Alle vormen worden ondergeschikt gemaakt aan het grote grid dat over het vlak ligt. Het zou een manier kunnen zijn om beweging te brengen in de statische vorm van kunst die schilderkunst is. Franz Marc plaatst zijn dieren aanvankelijk in een landschap dat met ritmische golvende of rechte lijnen overal om de dieren heen wordt weergeven. Langzaam worden dier en landschap een geheel en op dezelfde manier gevormd. De tijger (1912) ligt tussen hoekige vlakken die stenen maar ook grond of vegetatie zouden kunnen zijn. Even hoekig zijn kop, lijf, poot en ruggengraat. Extreem ver zijn de overeenkomsten door gevoerd in Deer in Monastery garden 1912. Met groene, paarse en blauwe kleurvlakken wordt een omgeving gesuggereerd. Diagonale, verticale lijnen en wat gebogen lijnen geven de vorm van vegetatie, gebouwen en het dier aan.
 
Opvallend is dat Kandinsky het meest vrij is en bijna geen herkenbare basisstructuur gebruikt.
In de halfabstracte werken, bij voorbeeld uit de serie improvisatie is nog een vage compositie te herkennen. In de werveling van strepen, vlekken duiken herkenbare vormen en ordeningen op. Een voorbeeld hiervan is: “Improvisatie 26” (roeien). 6 zwarte lijnen bewegen naast elkaar vanuit de linkerhoek naar het midden omcirkeld door een rozerode halve boogvorm als het telkens in een grote boog met spanen in en uit het water gaan. Een paar zwarte lijnen zouden figuren kunnen suggereren. Kleinere donkere zwarte silhouetvormen drijven hoog. De vlekken groen, blauw, zacht geel, en de pastelkleuren roepen een heldere zonnige dag op. Een golvende lijn beweegt zich van links naar recht over het beeldvlak
 
In het abstractere werk strooit hij gevarieerde vormen over een vlak vaak in een wervelend beweging. In Painting with white form, 1913 is elke herkenbare vorm en organisatie verdwenen. Donkere blauwe en rode kleuren die met wit en lichtere vormen sterk contrasteren, geven het schilderij een centrum. Blauw en zwart zinken weg in de diepte. Een lijn zwiert los over het doek. Je oog wordt vanuit het centrum in een excentrische beweging naar buiten geleid en je komt allerlei losse krabbels en tekens tegen. Lijnen worden in het centrum benadrukt als contourlijn van een vorm door er een donkere kleur tegenaan te zetten of ze gaan hun eigen gang en  zijn golvend , dik en recht, krassend of  los en vrij. Vormen zijn organisch, soms wolkerig, soms puntiger.

De denkwereld en inspiratiebronnen van Kandinsky en tijdgenoten wordt met  teksten en foto’s verduidelijkt.
Jammer genoeg ontbreekt het geluid van de muziek.